WIA-keuring (2 van 3) - Het gesprek met de arbeidsdeskundige
In een aantal blogs geven we antwoord op de meest gestelde vragen over de WIA-keuring. De WIA-keuring bestaat uit 3 onderdelen: een afspraak met de verzekeringsarts, een onderzoek door een arbeidsdeskundige van het UWV en het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Vandaag staan we stil bij het gesprek met de arbeidsdeskundige van het UWV.
Het gesprek met de arbeidsdeskundige van het UWV
Als je bij de verzekeringsarts bent geweest word je uitgenodigd voor een tweede gesprek met het UWV. Het UWV bekijkt in dit gesprek welk werk je nog kunt doen met de beperkingen die door de verzekeringsarts zijn vastgesteld.
Hoe selecteert UWV welke functies je kunt uitoefenen?
Uit een speciaal computersysteem (het CBBS) wordt een aantal functies geselecteerd die je nog kunt uitoefenen. In het CBBS staan beschrijvingen van beroepen die in Nederland voorkomen. De deskundige moet 3 functies selecteren. Daarbij neemt deze alle ‘gangbare arbeid’ mee. Gangbare arbeid is een ruim begrip, het omvat:
- Eigen werk bij jouw oude werkgever
- Eigen werk bij een andere werkgever
- Ander werk
- Werk van eigen niveau
- Werk van een lager niveau
Voorwaarden waaraan de selectie moet voldoen
Bij het selecteren van de functies moet rekening gehouden worden met een aantal voorwaarden. De functies:
- Mogen geen arbeid bevatten waarvoor een bepaalde opleiding vereist is die je niet hebt. Ook mag het werk niet van een hoger opleidingsniveau zijn. Werk waarvoor slechts een korte cursus nodig is, mag wel.
- Moeten uitgaan van het aantal uren dat je werkte voordat je ziek werd, ook als dit meer dan 38 uur was.
- Moeten ook in deeltijd voorkomen als je om medische redenen alleen in deeltijd kunt werken.
- Mogen andere werkdagen of werkuren hebben dan je werkte voordat je ziek werd. Werk in het weekend of ’s avonds (of juist overdag) kan dus ook geschikt zijn. Werk met structurele nachtdiensten is alleen geschikt als je dat vroeger ook deed; avond- en nachtwerk mag natuurlijk alleen als je dat met jouw ziekte of handicap aankunt.
- Mogen er van uitgaan dat je Nederlands spreekt en begrijpt en dat je eenvoudige dingen op de computer kunt doen, tenzij je dit door jouw ziekte of handicap niet kunt.
Er wordt alleen gekeken of je, met jouw beperkingen, in theorie in staat bent om een dergelijke functie uit te oefenen. Het gaat er dus niet om of er voor deze werkzaamheden ook daadwerkelijk vacatures zijn. Het loon van de middelste functie wordt gezien als jouw ‘resterende verdiencapaciteit’. Dit loon wordt vergeleken met het loon dat je verdiende voordat je ziek werd (in vaktaal: het maatmanloon). Het verschil tussen de resterende verdiencapaciteit en het maatmanloon is het arbeidsongeschiktheidspercentage voor de WIA. In ons volgende blog gaan we dieper in op het berekenen van het arbeidsongeschiktheidspercentage met een rekenvoorbeeld.
Het gesprek met de arbeidsdeskundige van het UWV voorbereiden
Meestal heeft de deskundige nog een aantal vragen tijdens het gesprek. Vragen die je kunt verwachten zijn:
- Wat heb je voor werk gedaan?
- Welke taken lukten wel en welke niet?
- Welke werkzaamheden kun je nog doen?
- Welke werkzaamheden kun je niet meer doen?
- Hoe verwacht je dat jouw herstel in de toekomst verloopt?
Je kunt het gesprek goed voorbereiden door na te denken over bovenstaande vragen. Schrijf de antwoorden eventueel op en neem je aantekeningen mee naar het gesprek. Je mag ook altijd iemand meenemen naar het gesprek.
In ons volgende blog over de WIA leggen we uit hoe het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend. In ons eerste blog over de WIA-keuring staan we stil bij het gesprek met de verzekeringsarts.